Diversiteit en inclusie in de kinderopvang

Diversiteit en inclusie in de kinderopvang

Diversiteit is ook in jouw opvang vast een onderwerp van gesprek. Heel erg actueel, maar ook vaak een lastig onderwerp. Want hoe ga je om met diversiteit in jouw kinderopvang? 

Hoe ingewikkeld ook, het is toch belangrijk hier aandacht aan te besteden. Want juist kinderen kun je al op jonge leeftijd bekend maken met diversiteit en dat iedereen erbij hoort en er mag zijn. En dat hoeft dan eigenlijk helemaal niet zo heel erg moeilijk te zijn. 


Wat is diversiteit? 

Als we het hebben over diversiteit wordt vaak meteen gedacht aan huidskleur, cultuur of religie. Soms ook aan het land van herkomst en de moedertaal. Maar diversiteit is veel meer dan dat. Diversiteit gaat over alle mensen die er in de wereld zijn, met alle verschillen tussen die mensen. En dat betekent dat ook seksuele geaardheid, gezinssituatie, beperking, leeftijd en gender van toepassing zijn op diversiteit. 

Met diversiteit bedoelen we in de praktijk dus eigenlijk alle (verschillende) kenmerken van jou als mens. 


Wat is inclusie? 

Inclusie is het volgende begrip dat vaak in één adem wordt genoemd met diversiteit. De hele maatschappij en dus ook jouw kinderopvang moet inclusief zijn. Maar wat bedoelen ze dan precies? 

Inclusie gaat erover hoe je omgaat met al die diversiteit. Dus met al die verschillende kenmerken en verschillende mensen. Het alleen zien van die kenmerken en verschillen is niet voldoende. Bij inclusie gaat het erom dat iedereen ook daadwerkelijk mee mag doen, mee mag beslissen en er dus echt helemaal mag zijn, met alles wat bij die persoon hoort. 


Diversiteit en inclusie in de kinderopvang

Als jij in jouw kinderopvang oog wilt hebben voor diversiteit en inclusief wil zijn dan is het van belang eerst duidelijk te hebben wat jouw eigen waarden en normen zijn. Maar ook jouw gedrag en de regels die jij toepast in de opvang. Datzelfde moet worden uitgezocht van de organisatie. Vaak gelden binnen organisaties, dus ook binnen jouw kinderopvangorganisatie bepaalde ongeschreven regels: "Dit doen wij hier nu eenmaal zo". 

Het belangrijkste is wel dat je als kinderopvangorganisatie en als pedagogisch medewerker oog en aandacht moet hebben voor iedereen. Voor ieder kind. Zodat iedereen zich welkom voelt, gezien voelt en mag zijn wie die is. Maar hoe zorg je er nu voor dat je ieder kind ècht ziet?


Open, nieuwsgierig en onbevooroordeeld

Het fijne is dat kinderen van zichzelf heel erg nieuwsgierig zijn, heel open staan ten aanzien van alles om hen heen en dat kinderen niet oordelen. Kinderen zien wel verschillen tussen mensen, bijvoorbeeld huidskleur, maar hechten daar geen waardeoordeel aan, zoals volwassenen vaak wel doen. Bovendien zien kinderen al snel overeenkomsten. Veel sneller dan volwassenen. Kinderen kijken dus eigenlijk vaak voorbij het uiterlijk. Zij zien de mens erachter. 

Een leuk voorbeeld is mijn dochter, van wie het witte uiterlijk het tegenovergestelde was van dat van haar bruine vriendinnetje. Toch beweerden die twee al vanaf dat ze 1 jaar waren dat ze tweeling waren. Want: "Zij draagt ook graag jurkjes en ze is ook een meisje", zeiden ze dan. En dat hielden ze vol tot ver op de basisschool. 

Het is een uitdaging voor jou als pedagogisch medewerker in de kinderopvang om ook weer met die open blik naar situaties en mensen en kinderen te kijken. Toch is dat iets wat we van kinderen kunnen leren. Tegelijkertijd is het van belang om kinderen in die blik te bevestigen. 


"Die mevrouw is dik!"

Als een kind zegt: "Die mevrouw is dik!", bedoelen ze puur en alleen dat die mevrouw dikker is dan de mensen die zij gewend zijn. Meer niet. Het is dan ook niet handig om tegen een kind op zo'n moment te zeggen: "Sssst, dat mag je niet zeggen!". Want, waarom niet? Het kind stelt alleen iets vast, wat ook echt zo is. Net als dat het kan zeggen "Die meneer heeft een zwarte trui aan". Kinderen benoemen wat ze zien. Daar vinden ze verder niets van. Pas op het moment dat de volwassene zegt dat het kind dat niet mag zeggen, dan wordt het voor het kind pas een ding.

De reden dat volwassenen zoiets niet fijn vinden is omdat zij er zelf wèl een oordeel over hebben. Dik zijn wordt meestal geassocieerd met ongezond, lui, lelijk. Maar die associaties heeft een kind nog niet. Die leert het pas als jij dat aan het kind leert. 

Het is dan ook aan jou als volwassene om ervoor te zorgen dat kinderen open minded blijven. En daarom is het zo belangrijk om al op jonge leeftijd aandacht te besteden aan alle verschillen en overeenkomsten. En ze vooral door kinderen te laten benoemen. Eventueel kun je ze zelf nog aanvullen. Maar dan wel zonder oordeel. 


Het kan ook anders

Het grote ontdekboek Hé, wie ben jij? is vooral bedacht om kinderen te laten zien dat er meer is dan zij van huis uit kennen. Natuurlijk is de wereld voor peuters veel te groot en te abstract. Maar "anders" komt niet alleen ver weg voor. Ook dichtbij, in hun eigen buurt, stad of kinderopvang wonen kinderen bij wie het thuis anders is. 


Alledaagse diversiteit

Kinderen zijn zich er vaak niet van bewust dat dingen die voor hen vanzelfsprekend zijn, ergens anders, anders gaan. De kinderopvang is voor de jongste kinderen dan ook meestal de eerste groep waarin kinderen terechtkomt en kennismaakt met mensen van buiten het eigen gezin. De kinderen van de kinderopvang groeien op in andere gezinnen, andere huizen en hebben misschien ook een andere cultuur. Die diversiteit, zo dichtbij is waardevol voor de ontwikkeling van een kind. Tegelijkertijd zijn al die kenmerken voor het betreffende kind van cruciaal belang. Het vormt de basis en maakt het kind tot wie die is. Zorg dus dat je aandacht hebt voor al die ogenschijnlijk "alledaagse" en "vanzelfsprekende" dingen. En laat die diversiteit ter sprake komen, zodat kinderen van elkaar leren dat dingen ook anders kunnen zijn. 

Hé, wie ben jij? bevat tal van vragen waarop de karakters in het boek antwoord geven, maar die vooral ook uitnodigen voor een gesprek met kinderen over verschillende alledaagse dingen. Vraag kinderen bijvoorbeeld: Wie horen er bij jouw familie? In wat voor huis woon jij? En laat ze daarbij plaatjes aanwijzen of tekenen. 

Door vragen te stellen over hun kleine, alledaagse omgeving, houd je het binnen de leefwereld van de kinderen en blijft het herkenbaar. En door erover te praten laat jij zien dat die verschillen er mogen zijn, dat iedereen anders mag zijn. 


Thema's

Het leukst is het natuurlijk als je een diverse groep hebt en "gebruik" kunt maken van die diversiteit in de groep. In dat geval kennen de kinderen elkaar persoonlijk en blijft het echt heel dichtbij ze. Probeer de onderwerpen zo klein mogelijk te houden en haak vooral aan bij thema's die onder de kinderen spelen. 

Bijvoorbeeld de geboorte van een broertje of zusje. Hoe wordt dat bij het kind thuis gevierd? Laat de kinderen daar vooral zelf over vertellen. Vul het niet in en doe geen aannames. Want niet overal wordt beschuit met muisjes gegeten. En ook al is het wel bij iedereen hetzelfde, dan nog voelt de grote broer/zus zich gezien en gehoord bij een moment dat belangrijk is in diens leven. En je kunt het aanvullen met de kinderen uit het boek waarbij je vertelt dat het bij hen anders gaat. 

Spelen er geen thema's, dan kun je natuurlijk zelf thema's creëren. Houd het ook dan klein en dichtbij de kinderen. Zoek in de directe omgeving van kinderen. Kies bijvoorbeeld niet voor het thema "Afrika". Dat zegt jonge kinderen nog helemaal niets. Wel kun je kiezen voor een thema als "vervoer". Dat kent iedereen. En laat ook dan weer de kinderen vertellen. Hoe vervoer jij iets, of jezelf? In het Hé, wie ben jij? kun je laten zien dat er ook mensen zijn die spullen met paarden vervoeren, dingen op hun hoofd dragen en baby'tjes op hun rug dragen. En laat kinderen dat zelf ervaren. Zet bijvoorbeeld een hindernisbaan uit, waarbij kinderen eerst met een kinderwagen en daarna met een babypop op de rug moeten lopen. 

Ook het thema "eten" werkt altijd goed. En laat kinderen dan vertellen hoe zij thuis eten. Met hun handen, stokjes, mes en vork? Aan tafel of op de grond? En probeer dan al die methodes uit met de kinderen. Op die manier laat je alle gewoonten van ieder kind er zijn en kunnen de anderen elkaars gewoonten ervaren. 

‘Kinderen zien vaak meteen overeenkomsten tussen andere kinderen en zichzelf’

Doe normaal

Kinderen voelen oprechtheid. Als jij oprecht laat merken dat ze erbij horen, dan pas worden kinderen inclusief. Een kind mag trots zijn op diens afkomst. Leuke activiteit is als het thema tellen aan bod komt is om ieder kind in de moedertaal te laten tellen tot 3. Of begroet iedere ochtend elkaar in de moedertaal. En die moedertaal kan ook een dialect zijn!

Een ding dat je niet moet doen is het onderwerp uit de weg gaan. Het is logisch dat je niet zoveel van een andere cultuur of religie af weet en bang bent dat je iets verkeerd zegt. Maar als je iets niet weet, verdiep je er dan in en maak het bespreekbaar. En doet dat, bij voorkeur mèt de kinderen. Hiermee laat je niet alleen zien dat het OK is om een keer geen antwoord te hebben, maar ook dat je het antwoord wel kunt uitzoeken. 

En nog een belangrijke tip: stel vragen! Wees niet bang om vragen te stellen. Waarom draagt de moeder van Mohammed een hoofddoek? Vraag het haar! Vraag of zij het wil uitleggen aan de kinderen, net zoals zij uitlegt aan haar eigen kinderen. Alleen dan weet je zeker dat je geen onbedoelde fouten maakt en bovendien steek je er zelf ook nog wat van op. Er is echt nog nooit een mens geweest dat beledigd was op het moment dat iemand oprechte interesse in hem toonde. Wees dus niet bang. 

Hoe normaler jij over (cultuur)verschillen doet, hoe normaler kinderen het vinden. 


Zorg dat je de kinderen kent, echt kent

En dat begint bij de basis. Stel jezelf open voor (cultuur)verschillen en verdiep je in de afkomst van de kinderen in je groep. Weet jij alles van de kinderen in jouw groep? Weet jij dat er bij Marley thuis altijd met stokjes wordt gegeten? Of dat die geur die Shanti meebrengt wierook is? En waarom zij wierook branden? 

Begin daarom goed bij de eerste kennismaking met het gezin, de intake. Stel ook hier, vanuit jouw oprechte belangstelling vragen aan de ouders. Al die vragen hebben betrekking op het kind dat jij de komende 4 jaar gaat opvangen. Uit wat voor gezin komt het? Met welke cultuur en/of religie wordt het opgevoed? En wat houdt die cultuur/religie dan precies in? Als een kind net gaat praten kan het namelijk maar zo zijn dat het ineens woorden zegt daarover en als jij diens achtergrond kent, dan begrijp je het dus beter. Je kunt dan het gedrag van een kind beter herkennen en plaatsen. 

Wees ook bewust van je eigen vooroordelen. Die heb je vaak namelijk helemaal niet bewust, maar zijn er in geslopen door de jaren heen. Bijvoorbeeld door jouw eigen opvoeding, cultuur of religie. Zolang jij vragen blijft stellen aan kinderen en hun ouders om iets zeker te weten en goed te begrijpen, komt dat helemaal goed. 

Doe vooral geen aannames, of denk niet te snel dat je het antwoord wel weet. Want is dat echt zo? 


Durf diversiteit op de kaart te zetten

Jij bent als pedagogisch medewerker direct in contact met de kinderen op de groep. Jij weet precies wat er speelt en wat er belangrijk is voor ze. Bovendien ben jij degene die een deel van de opvoeding van de kinderen voor je rekening neemt. Dus als er in jouw opvang weinig aandacht is voor diversiteit, kaart het dan aan! Laat het terugkomen in beleid, thema's materialen, intake etc. Jij hebt een enorm belangrijke rol als professional in de kinderopvang en je staat aan de basis van de nieuwe diverse en open minded generatie. 

Niets doen is geen optie. Alles is beter dan dat!

 

PRAKTISCHE TIPS

  • Betrek alle mensen die bij de kinderen horen. Is er een moeder die buikdansles geeft of een vader die Afrikaans trommelt. Laat ze zo'n lesje geven in jouw opvang. Op die manier houd je het voor kinderen dichtbij en heel herkenbaar.
  • Sluit met activiteiten aan bij de belevingswereld van kinderen. Houd het dichtbij. De bewegingsruimte van kinderen is letterlijk nog niet zo groot. En dus ook hun cognitieve ontwikkeling niet. Maak bijvoorbeeld twee gekleurde vakken: blauw en rood en geef de kinderen telkens twee keuzes. Rolschaatsen of fietsen, tekenen of knutselen, appel of peer. Laat de kinderen telkens kiezen waar ze het meeste van houden. Zo komen de kinderen die van hetzelfde houden bij elkaar te staan. En dat doet kinderen zich realiseren wat de overeenkomsten en verschillen zijn in de groep.
  • Last but not least: zorg ervoor dat de speelomgeving divers is. Denk aan poppen met verschillende huidskleuren, boekjes over stoere meiden, vaders die het huishouden doen. Ook een hoek waarin verschillende, voor kinderen herkenbare geloofsonderdelen vertegenwoordigd zijn, is fijn. Een (Islamitisch) gebedskleedje, een menora (Joodse kandelaar), een Ganesha beeldje of een kruisje van Jezus Christus. Zodra een kindje ermee speelt knoop je een gesprekje aan. Waarvoor zou die kandelaar bedoeld zijn? Steken jullie thuis wel eens kaarsjes aan? Wanneer? Zo kun je spelenderwijs over verschillen en overeenkomsten praten en hou je het toch dichtbij.


 

Over de schrijver
Ik ben moeder van Noor en Quint, en de schrijver en bedenker van 'Hé, wie ben jij?'. Ik ben dol op reizen en me onderdompelen in culturen. Ik ontmoet graag nieuwe mensen en kinderen vind ik het allerleukst!
Reactie plaatsen